Webinar 2. Ondernemers in de zorginfrastructuur
23 JUNI. 15.00-17.00 UUR. Of herbekijk later.
Wie gaat er voor Toon zorgen als ik er niet meer ben? Een vraag van de papa van Toon – zaakvoerder van projectontwikkelaar Durabrik – die veel ouders van kinderen met een beperking bekend in de oren zal klinken. Samen met een aantal zorgorganisaties richtte hij de coöperatieve met sociaal oogmerk ‘Toontjeshuizen’ op. Doel: kwalitatieve, aangepaste en aanpasbare woningen aanbieden waar volwassenen met een beperking zelfstandig kunnen samenwonen, met focus op hun verwachtingen en talenten.
EN PLOTS WAS IK 18
Bert Niclaes (Toontjeshuizen) | Brunhilde Schiettecatte en Frank Bollen (Het Brughuis)
Bert Niclaes is bestuurder bij Toontjeshuizen. Hij vertelt hoe de coöperatie haar sociaal doel realiseert, aan welke voorwaarden woningen en woonomgevingen moeten voldoen en op welke manier lokale overheden dit soort initiatieven mee vorm kunnen geven.
Wat als de jongeren waarmee ik werk 18 jaar zijn? Met deze vraag werd Brunhilde Schiettecatte geconfronteerd in de Bijzondere Jeugdzorg. Van de ene dag op de andere komen jongeren van de instelling in de maatschappij terecht. Vaak met een woonprobleem als gevolg: ze kunnen of willen niet bij hun ouders, vrienden of familie terecht en hebben nog even tijd nodig om zelfstandig op hun benen te staan. In een aantal crisissituaties met jongeren schoot Brunhildes’ partner Frank Bollen – ondernemer in de woningrenovatiesector – te hulp. Hieruit ontstond het Brughuis: een gemeenschapshuis waar kwetsbare jongeren en studenten samen wonen tegen betaalbare prijzen en met ondersteuning van een huiscoach. Huurders, schenkers, investeerders en vrijwilligers maken het totaalplaatje financieel haalbaar. Ondertussen staat een tweede Brughuis in de steigers. Wat zijn ruimtelijke voorwaarden om dit tot geslaagde projecten te maken? En hoe kunnen gemeenten dit soort initiatieven ondersteunen?
ZORGONTWIKKELING EN KERNVERSTERKING
Michiel Verhaegen (Astor vzw).
Zorgprojecten zijn nodig op verschillende schaalniveaus en voor diverse zorgnoden. Het is ook belangrijk dat ze inpasbaar zijn in de ruimtelijke context. Dat het woonzorgaanbod kan bijdragen aan kernversterking en verdichting, toont Michiel Verhaegen van Osar Architecten. Principes als ‘doorwaardbaarheid’ van de site, aandacht voor publieke ruimte, landschap en beeldkwaliteit, aanwezigheid van voorzieningen, interactie tussen zorgbehoevenden en niet-zorgbehoevenden, ecologie en duurzame mobiliteit… zijn principes die hij in de praktijk tracht om te zetten met projecten in Geel, Haacht, Balen, Wijnegem en Hamme. Deze praktijken laten ons stil staan bij volgende vragen:
- Hoe kunnen we van ‘verhuizen uit de eigen woning’ iets positiefs maken?
- Wat is de rol van lokale overheden in dit verhaal?
- Wat is belangrijk om goede projecten te kunnen realiseren?
- Welke ontwikkelingsmodellen zijn noodzakelijk opdat kwalitatief wonen voor mensen met zorgnoden financieel haalbaar blijft?